Een hond en zijn baas;
Het lijkt haast wel dwaas
Dat als alle leed van de
Wereld de baas lijkt te deren,
En er niets meer van het leven
Lijkt te leren; en de destructieve
Drang overheerst vroegtijdig te
Willen sterven; er nog slechts een
Vriendschap rest die men elders niet
Kan verwerven.
Als de baas door God en de mensen
Is verlaten; en het verdriet het hart
Verzinkt tot moedeloosheid, dan zal de
Hond zich bij hem neervlijen op de enige
Juiste tijd; en zijn kop neerleggen in
Een paar handen; en in een trouwe blik
Opzien die doet waterlanden.
Waarna het verdriet nuanceert en omslaat in
Wrevel om verloren tijd; de spijt, het leven
Niet te waarderen bij zo'n vriendschap waar
Om een mens doorgaans wordt benijd.