"Van Hottentot tot Albanees"
Draken, lange draden van draken.
Een koffiepot staat op zijn kop.
Het lijkt alsof ik voorover val.
Doof van de droge wind, de harde zon, de kale regen.
Verdelen zij brood, kalf, het leven.
Alle kansen zijn open. Tijd rijdt in een limosine.
Je dompelt, vloeit, spoelt weg. Weg,.. Weg, .. .. Weg... . . .
Ik wankel: Was ik maar een ambtenaar, een machine.
Dan kon ik je redden.
In taal luistert enkel de waarheid.
De liefde,
de zonde van de herder.