Een Zwitser en een Zweed zaten dromend te denken met een witbier voor hun neus waarom de overwegend duistere weergoden altijd zo droog reageren op kritiek op hun ondoorgrondelijke wegen zou dit hun wortels hebben in hun bloedband met de ondergronds levende mieren dachten ze ze kwamen er niet uit maar voor de zekerheid en de hoop op een mooie dag offerde ze toch maar een biscuitje en verkruimelde die over het gras heen