Vocht voor jou,
Met elke vezel in mijn lijf,
Tegen al die stemmen in je hoofd,
Probeerde je duwtjes te geven in je rug,
Balans zoeken en jouw rots te zijn.
Liep voor jou,
Door de vlammen in het vuur,
En deed dat elke dag opnieuw,
Herrijzen uit dat wat ooit was.
Zocht de scherven bij elkaar,
Om weer een geheel te maken,
Van wie je bent,
Al het goeds dat ik in je zag.
Legde mijn ziel voor je bloot,
Om je licht te laten zien,
Hoopte dat het zwart wat draaglijker werd,
En weer een glimlach uit je hart te zien.