Je bent niks van me, maar zo alles,
Als een man maar ooit kon zijn,
Hoe de liefde dan zo groot was,
Doch je aandeel veel te klein.
Heb ik nooit kunnen vermoeden,
Dat je zo bij mij blijft staan,
Al ben je tegen wil en dank,
Al veel eerder weg gegaan.
Je bent geen vriend, geen vijand,
Je bent zelfs nooit echt iets geweest,
Maar ondanks dat wij nooit iets waren,
Ben jij nog steeds het meest.