Aan de wereld, de bomen en de dieren,
de mooiste bloemen in
mijn mijmerij
zij bloeien zwijgend elke dag,
een beeld dat popelt om
om verguld te zijn
ik zie een lieve lach
twee ogen helder als
het puurst’ kristal,
nog nooit gebroken
door een stormvlaag die
de stengel knakt,
ze is zo mooi
ik peins haar niet
ik neem haar vaster
in mijn dromen mee,
in jubelzang en
godgewijde pracht
zodat ik steeds weer voel
waarin ik nooit geloven dorst
want zij heeft mij beschenen
haar warme hand, mijn kindervoet,
mijn tranenkralen opgedroogd,
haar stralen breken vleugellicht
ze liet mij dansen,
stap voor stap, voor stap
totdat het marmer brak
vandaag beschijn ik haar
met licht van ziel tot ziel
ik stuur haar al mijn liefde
opdat ze weet dat ik
haar lief, zij is mijn
purperen burcht
in alle dag
en houden van