Takken wiegen rusteloos door onbesuisde windvlagen De lucht kijkt donker, zijn blik oogt boos Zonlicht wordt nu niet gedragen Buiten speelt weer het herfstoneel De winter lijkt te zijn gaan slapen Waar is toch dat vlokkentafereel waaraan ik mij mag vergapen Het zal de ganzen vermoedelijk niet deren Zij willen slechts trompetteren Ze vliegen door de lucht, heel gewis met de dag die nog jong is