Ik teken blauwe bomen
waaruit groene bladeren
dwarrelen.
Bij een ochtendbries in
de zomer droomt een nachtvlinder
zijn laatste zomerdromen.
Ik laat het lome maar verdwijnen
bij het kletteren van de regen.
Op de tegels van het terras.
Ik teken grote kristallen luchtbellen
in een donker blauwe regenplas.
Ik zie de zon nog ondergaan.
Vuurrood laat hij een laatste glimp
beschroomd tot mij komen.
Bij zo weinig goede van de dag
kan het duister van de zomernacht
mij als een weldaad goed bekomen.
Mijn zomer voelt heel wijds.
Een avondbries geeft aan de lucht
levendige frisse stromen.
Bij zo veel goed gevoel
ontvouwt een vlinder zijn vleugels,
want morgen zal aan zijn dromen een
einde komen.