licht alsof licht niet meer is dan zon en zien in het donker waar de protonen en het materieloze niets hun opwachting maken in drommen dromen die de innerlijkheid van de oneindigheid der ongeziene ziel beviel van antwoorden op ongestelde vragen die beklagen het kromme in ons levenslot dat wijzelf de verkeerde richting tot ons aantrekken in oeverloos verlangen naar wat niet is en ook niet te bekomen in al de stromen van het bomen over ons eeuwig onderkomen te vuur of het gezelschap der vromen