ik tel de zweefvliegtuigen het zijn er maar een paar één vliegt boven de heide de ander verlaat mij weer het is of ze elkaar spreken een onderonsje hebben op zijn tijd vergaderen ze over het luchtruim of dagdroom ik alweer ze begroeten elkaar van harte volgen een ander vlucht en ik sta bij de wrakstukken van de vlucht die is mislukt