Geef ik me nimmer gewonnen
vervlogen dromen volgen vogels,
zuidwaarts, vanuit tenen
het servies ligt aan diggelen,
in stilte nu, getuige te wezen
vrijen met wanhoop, kipogend
naar de dood, de neusgaten uit
ontkoppelde bedradingen hangen
in de lucht van het verschoten kruit
vuur dat in het hart het kacheltje
ontbrandt, ik houd van het leven
van zijn grillen en grollen, onbedwongen
adem ik toekomst in bitterzoet beleven
vergeven nimmer vergeten
stap ik over, een nieuw bestemming
zak vol stenen maar schoon geweten