Uit De manke jager 103
Zij begrepen het niet
Hij werd op de
handen gedragen, zijn
kinderen verwend en zijn
vrouw erkend als een mater.
Er is maar één vrouw,
er is maar een man, had hij
hen al gezegd. Hoewel ze daar
met z'n allen stonden te gapen.
Zij begrepen het niet.
Hoe zou dat kunnen, hun
ogen werden pas geopend. Alles
gelovend, niet weten.
Hij was een mond
van de geest geworden, en-
kel door visioenen kon het nog
rechtstreeks gezien.
De aardmens had geen
voeling meer met zijn afkomst,
hoewel, de weg afgelegd om
te hier te komen.
De geest was uit
hem gevloden, het licht
had wezens doen ontstaan,
vormen aangenomen.
Instinctmatig aangepast
hoe het verder moest gaan.
Komend waar het uit het moest
komen. Bij de geest.
Bij een wezen waar
het mogelijk zou worden,
zover te komen dat het
geest kon ontvangen.
Daar, waar hij was
uit voortgekomen om
gelukzalig en nog onbewust te
leven in de geest.
Dat wezen was de
mens, die zich in de
evolutie van het leven een
weg had gebaand.
Zijn hele wezen tot verfijnd handelen mogelijk
had gemaakt, en zijn brein ontvankelijk
voor de geest.