Carnaval.
Zij sprak mij aan
haar ogen glommen
’t ging over Carnaval eertijds
toen zij verbleef
in ’t diepe zuiden
een open indruk uit het weids.
Zij woonde hier
nu in het Velsens
haar hart vertoefde rond carnaval
toen zij er woonde
’t vurig beleefde
doch hier helaas niet vieren zal.
Geen uitspattingen
slechts pure vreugde
waarbij men alle zorg vergeet
verkleedpartijen
even die ander
die van een heerlijk leven weet.
Ik keek haar aan
niet zo begrijpend
als noordeling ontheemd van dat
wat haar zo boeide
in herbeleving
heb toch haar blijdschap ingeschat.
Heeft eens Calvijn
ons doen verzuren
zijn wij daarin te diep gedaald
hebben wij vreugde
en verblijden
soms als te zondig eens vertaald.
Op de t.v. zie
ik de optocht
hoe dieper zuid, hoe warmer vreugd
ik ben dan kijker
zeker geen doener
versta dat zij zich heeft verheugd.
Th.