Afval een piepklein tentje van vodden, niet eens waterdicht aan de rand van de afvalberg daar leefde zij, verlaten, alleen alleen tussen honderden andere tenten kwam zij ’s morgens naar buiten leek het of ze niet bestond niemand rondom hielp haar ieder was met eigen armoe bezig allen outcasts van de maatschappij verloren gelopen en verborgen onzichtbaar voor de stedelingen steeds werd de afvalberg groter met steeds meer tentjes erbij en niemand zag nog het mini tentje waar zij uren weende, tot de dood ela