Saul.
Eens was hij een
verlegen jongen
God wees hem aan koning te zijn.
Verborgen heeft men
hem gevonden
Een koning voor zijn taak te klein.
De Urim had hem
aangewezen
zijn stam, geslacht en dan zijn naam.
Terug naar het veld
tot dat hij optrad
en daarin toch ontstond zijn faam.
Het werd een
worsteling naar boven
Hhj wilde meer, ging God voorbij.
Was ongeduldig
ontevreden
en God ging niet meer aan zijn zij.
Nu op de top
van al zijn kunnen
was daar die grote overmacht.
Hij bad tot God
doch kreeg geen antwoord
toen trok hij op , diep in de nacht.
Geen antwoord van
Urim , noch profeten
dan maar gebruik van waarzeggerij.
Een vrouw in Endor
doden te doen verschijnen,
roep Samuel , zei hij, toch op voor mij.
Het werd geen nep
’t was echt en hoorbaar
een dode priester die herrees.
In volle geest
zijn dood hem meldde
en hij vertrok in diepe vrees.
Hij wierp zich
In zijn eigen zwaard
toen echt de strijd totaal verloren leek
Die eerste koning
uitverkoren
zich zelf verhief , God van hem week.
Th.