Sneeuwgedoe Vol ijverige vlijt ruimde ze het eerste sneeuwtapijt je hoorde haar schrapen tot in de kamer af en toe geklop als van een hamer toen luid stemmengeluid we keken van achter de ruit zagen ze daar bijeen staan er kon niet meer worden gegaan spekglad er zat er één op zijn gat te klagen over ’t weer en al zijn zeer binnen blijven zei grootvader als ’t niet moet ’t is voor niks goed hij deed de gordijn weer dicht maar jammerde dat z’n gazet er niet ligt