In de koelte van de nacht
als de zon zijn vogelnest verlaat
turen tal van oogjes uit het duister
naar hoe het ons vergaat
en al is het meteloos zacht
soms hoor ik hun gefluister
ze spreken van historie
van tijden lang geweest
van evolutie in volle glorie
en van afstand nog het meest
als ik in de ruimte terugkijk,
de wals der tijd aanschouw
wens ik dat ik zweven zou,
deel te worden van hun bestaan,
het einde der tijd bereik
om in het gefluister op te gaan