Uit de manke jager
Het zuigende licht
Op het hoogpepunt van zijn
pijn zag hij plots het licht,
dat hem zei maar te komen.
Op het eind, daar was het.
Het zuigende licht, waar
niet aan was te ontkomen. Het
beloofde, een willoze warme
zaligheid die wachtte.
Waar alles volbracht zou zijn,
glimlachend en bereid gaf hij
zich over, bereid om te gaan.
Plots, het beeld van z'n vrouw.
Zij vrouw, en de kinderen
die speelden met de takken
van de bomen. Zij zou het
alleen niet klaren. Zijn taak!
Zijn taak was niet geklaard,
hij vocht tegen het zuigende
licht van zaligheid. Hij sloeg
met zijn armen om zich heen.
Hij schreeuwde 'Ik wil niet,
ik ben nog niet klaar om te
gaan' Nee, hij wilde de
tunnel niet meer doorgaan.
Om zichzelf te vrijwaren van
al het leed en het ongemak
dat hem overkwam. Hij
wilde leven en bijstaan.
Hij wist nu dat de essentie
van het leven een zalige
warmte was, niets om angst
te hebben en te beven.
Dit te weten gaf hem een
kracht die hem levenslang
de energie zou geven, om
het ware door te geven.
Het zalige warme licht van het leven, hij zou
getuigen.