Soms kan ik zo boos zijn
op de wereld of op jou.
Soms kan ik zo boos zijn
omdat ik het anders wou.
Ik kan boos zijn als een kind
in een gedicht
van Annie M. G. Schmidt,
maar ook als een vogel
die ziet
dat zijn wormpje wordt weggepikt.
Ik kan boos zijn als een man
die, op zoek naar een das,
in de kast haar minnaar aantreft.
Een nieuwe, die er gister nog niet was.
Ik kan boos zijn als een lezer,
boekenwurm, zo je wilt,
die gromt als er elders in de trein
een boek haast wordt gevilt.
Ik kan boos zijn als een kok
die, als hij eet bij pa en moe,
ingeblikte groente
en pakjes-saus eten moet.
Soms kan ik zo boos zijn
op de wereld of op jou.
Soms kan ik zo boos zijn
omdat ik het anders wou.
Dan bedenk ik hoe boos ik zijn wil,
zet ik een boos hoedje op,
en ga ik zitten mokken
tot dat boze vanzelf weer stopt.