ik bevond me op de Schalkburgerstraat
genageld aan een schandpaal
om mij heen stonden mannen en vrouwen
kinderen waren, op mij na, niet toegestaan
er werd gegooid met rotte tomaten
leuzen vlogen mij om de oren
waarom ik zo innig werd gehaat
was geen raadsel,
ik besmeurde mijn familienaam
uit een raam zag ik ogen staren
van een jonge moeder in barensnood
bevlekt door het leven zelve
gaf zij geboorte aan de psychologische dood
ze wikkelde de baby in linnendoeken
vroeg mij om hem te verzorgen alsof het
de mijne is, niet veel later verslond ik
het kind met huid en haar
hield hem sindsdien voor het gepeupel
verborgen in mijn eigen buik