hoog op zijn pootjes kijkt hij of zij naar de pindanootjes met volle trotse borst staat daar de Roodborst fier maar sereen op de grote tuinsteen Zakt af en toe een beetje door zet de oranje borst naar voor nog even zal hij of zij bij ons blijven om zich dan weer naar het noorden te laten drijven Hij of is hier immers te gast niemand tot last integendeel Hij of zij is een pronkjuweel Zelfs met veel goede wil zie je tussen Roodborstdame en heer geen verschil Het is ook niet enkel het mannetje dat zingt maar ook het vrouwtje dat eenzelfde liedje klinkt Maar het is wel zij die zorgt voor het ei Vanop de steen vliegt hij of zij heen schuin naar de grond hipt wat in het rond pikt enkele kleine gekiemde zaadjes en nog wat andere extraatjes de grote felle zwarte bolle ogen met een groot reflexvermogen kijken me aan niet ver van mij vandaan hij of zij lijkt me te begroeten wil de weldoener misschien wel eens ontmoeten echter daar komt de poes van de buren van achter de struik gluren De Roodborst vliegt snel heen over dezelfde rotssteen de poes staart nu recht naar mij alsof ze zegt ooh excuseert u mij… ik had het niet gezien ik denk dan … ‘misschien’