Langs de akkers
van het destijds
vol gedragen graan
zie ik het
slingerende paadje
rond de wasdom
van mijn vriendschap gaan
na de jarenlange rijping
in de dichtheid
van dat veld
lag de warmte
door het groeien
in de glooiing
van onszelf
maar het graan
werd ruw geoogst
het hoogst gelegen
jaar, versneld,
en bottend door,
de zeis geveld
ik sta,
op afstand,
langs de grenzen
van dit ooit
beloofde land
en lees
de vriendschap
van het vroeger
uit de zwart
omlijnde randjes
van de laatst
gedrukte krant