Spijt
Wat ik dacht, was niet van mij.
Als ik wou huilen,
kon ik het niet.
Wat ik dacht, was niet zo onschuldig.
Als ik wou bellen,
hield ik mezelf tegen.
Wat ik dacht, was een droom.
Toen ik het je wou vertellen,
maakte ik een fout.
Ik had nooit een vriend nodig,
zoals ik er nu een nodig heb.
Het spijt me,
ik liet je in de steek.
Het spijt me tot het einde.