Je dacht zei je, ik zeg:
je moet niet denken.
In de hoeken van mijn bestaan
zwerven schaduwen rond
die niet rijmen op mijn
gedachten.
En jij, jij moet maar wachten
tot ik wakker ben
en mezelf herken.
Ik denk ook niet meer
en jij zou zoveel rust hebben
als je mee doet
met mijn gedachtengoed
dat stilstaat
voor een kruising
waarbij alle richtingen
een juiste zijn.