Tijd van nattigheid
Liep door de regen, harde regen
’t werd ene grote plas
het droop van alle kanten
van m’n rode regenjas
ik kon geen plu hanteren
had geen handen vrij
ben druipend naar huis gegaan
als een verzopen kat
niet getreurd en niet gezeurd
’t is in dit land toch altijd wat
toen ik reeds was opgedroogd
alles weer in de plooi
heb ik breed geglimlacht
bedacht dat na regen
altijd de zon weer schijnen gaat
ja, het leven is nat ook mooi
+
Anneke