in de termijn van het gesteld
proces, het inter-zijn dat
waakser is dan mijn doolhof in het ontmoeten
dirigeert de annihilatie
geen bouwval die niet kermt, geen specie
die draadloos spreekt geen verankering
met trots slechts lege tonnen en spijbelende
mensenmassa’s, allen op weg naar hun geweten
het houvast in het falen van die ander, het moment
van huivering het rillen van kou, spelingen
van de natuur delingen van het kapitalisme, hoe gedegen
is het lijfsbehoud dat ons nu nog bindt?