Er was eens, in een land heel ver hier vandaan een figuur, geen gewoon figuur, neen, een hele bijzondere, het kon letterlijk wonderen verrichten. Eenieder die het zag, schoot niet in de lach, maar bewonderde het wonderlijke.
Wat was er dan zo bijzonder aan? Welnu, het wonder was zo bijzonder, omdat het buiten de schoenen lopen kon, telkens als het wonder zijn voet verzette, dan sprongen de schoenen opzij, en giechelden.
Alle bewonderaars van het wonder dromden samen op het plein zodra het wonder naar buiten kwam, en vroegen;
"waarom loop jij buiten je schoenen?"
Het wonder keek het gepeupel aan, ging op de rand van de fontein staan en zong;
Olen olen tralala olen
als ik er in stap
slijten heel mijn zolen
ik zing wel voor de halve
tralala