Ezels weten ook wat plezant is, enfin ze kregen ze moeikijk naar huis. De baas fluisterde iets in hun oor over vers stro en lekkere appeltjes. Dat deed het hem, ze startten terstond de terugweg goedgemutst naar hun stal.
.Die nacht was het stil in de stal. Ze waren immers moe,. Er klonk geen gebalk, enkel drie snurkende ezels. Mijnheer ezel had de boventoon en de dames deden ijverig mee, ze sliepen bijna tot de noen..
Hun baasje was al ongerust. Hij vreesde dat ze dood konden zijn, na deze helse, vermoeiende week met als apotheose de stoet en niet te vergeten de stoeipartij met de vreemde ezels.
In de stal stonden ze nog wat loom op hun poten, de lange oren wel scherp gespitst. Veel fut zat er in elk geval niet in. Ze werden de wei in gestuurd, niet dat ze niet graag buiten liepen, maar hun spieren waren nog stram van gisteren.
Op de wei was het warm en met hun pluimstaart zwaaiden ze de vliegen weg. Ze schudden met hun kop om dezelfde reden, ook hun moede ogen werden belaagd, de lange oren flipperden heen en weer. Het werd een lange en moeilijke dag, van de broeierige wei in de schuilhut en weer terug. Ze waren blij dat ze terug in hun bekende stal mochten.
In die tijd werden ze al eens ingespannen in een koetsje waarmee ze dan op straat konden met kinderen en de baas.
Ze liepen dan door de velden en in het bos onder de bescherming van de bomen. Dat vonden de ezels leuk. Het zou nog beter geweest zijn, konden ze hun oren dichtstoppen, want de joelende kinderen waren er te veel aan. Maar ach, zo waren ze weer eens weg van de wei.
Ze wisten ook dat ze onderweg rasgenoten zouden ontmoeten, dan klonk het gebalk alsof ze “goeie dag” of “ hoe gaat het ermee” wilden zeggen. Ze wilden zelfs aan de draad blijven staan, maar hun bas trok de teugels strak. Ze moesten vooruit, het gebalk hield nog lang aan tot ver voorbij de weide van hun vrienden en ze genoten nog na van de kleine fijne ontmoeting.
Toen gebeurde er iets vreselijks, een vliegtuigje daalde snel tot boven hun koppen en scheerde dan weer weg.
Van het lawaai schrokken de ezels en steigerden, ze wierpen de passagiers bijna uit het koetsje. De kinderen schreeuwden als in doodsangst, waardoor de ezels nog meer schrokken.
Onze ezels stonden nu pal, links of rechts konden ze niet weg en vooruit was geen optie, ze zetten geen poot meer voor de andere, ze weigerden verder te lopen.
wordt vervolgt
ela