er zijn nachten die niet voorbij lijken te gaan
dagen als stenen in de maag
doch zal ik louter in gedichten klagen
daar buiten hyena’s op de zwakste schakel azen
het zwart dat het perspectief omhuld
kent geduld gelijk aan de doden,
het mee dogen van een hels serpent
kijk ik toe hoe het mijn verstand gijzelt
en het broze hart een tandje meer tart
wee mij! zinloos is mijn wezen
zal ik Gods toorn na het aardse kunnen vrezen?!
laat de maden maar komen
zich een baan door mijn karkas vreten!