Dromertje
zijn pakje is van rood fluweel
zijn oogjes kijken olijk in het rond
hij heeft bolle wangetjes
en zijn baard hangt met een krul
hij is een kabouter en woont in het grote
groene eikenbos
Wollige Wietje
haar kleedje is van puur satijn
net als haar vleugeltjes van goud
in haar haren een kransje
van madeliefjes
ze is een vlinder-elfje
zij ook woont in het grote
groene eikenbos
kennen zij elkaar?
zij heeft hem al heel vaak gezien
maar hij haar nooit
hij loopt altijd voorover gebogen
mompelend in het rond
zou hij iets kwijt geraakt zijn
op een dag raapt Wollige Weitje al haar moed bij elkaar
en gaat heel voorzichtig op het schoudertje van het
kaboutertje zitten
trekt even aan zijn oor en vraagt....bent U soms iets kwijt?
Van schrik valt de puntmuts van Dromertje zijn hoofdje af
wie ben jij en wat zit je daar bovenop mijn schouder
Ik ben Wollige Wietje, mijn mama is de koningin van dit bos
zoek je iets
jaja zegt Dromertje, een ietwat verlegen, ik ben mijn bril kwijt
en zonder die bril kan ik mijn werk als kleermaker niet meer doen
alle kabouters en elfjes zijn boos op me
en ik kan die bril echt niet vinden
Wellige Wietje veert op en belooft Dromertje dat zij wel eens in het rond zal kijken
ze vlindert wat in het rond, landt op een boomtak, klopt aan bij de oude wijze uil
die alles van brillen af weet
en ja hoor, laat ze nou precies op het juiste adres gekomen zijn
een hele poos geleden kwam Stampertje, de plaaggeest van
het grote eikenbos, hem een klein gouden brilletje brengen, dat had die gevonden op de neus van een klein snurkend mannetje
o o wat was Wollige Wietje in haar sas, ze klapte in haar vleugeltjes van blijdschap, vloog snel naar beneden, waar Dromertje nog steeds mompelend liep te zoeken, ze vouwde het gouden montuur open en zette die bij het kaboutermannetje op zijn neus, vol bewondering staarde Dromertje naar het beeldschone vlinder-elfje, zijn hartje stond gelijk in vuur en vlam en toen zij dan ook nog eens wat meer krullen in zijn witte baardje draaide, heel liefjes met zachte hand, toen vroeg hij haar
"wil jij voor altijd mijn meisje zijn"
ze lachte heel warm en samen gingen ze naar de koningin
die blij haar toestemming gaf
en het werd een heel plezierig feest in het grote groene eikenbos
waar weldra vele vlinder-kabouter-elfjes zullen spelen