Ik ben een bloempje,
dat niet wilde groeien.
Ik bleef liever klein
om niet tegen muren op te hoeven
bloeien.
Ik ben een bloempje,
dat kijkt naar de wereld om zich heen.
Ik leef van haar afzijdig;
om mij niet te stoten aan al het steen.
Ik ben een bloempje,
dat hoewel klein niet schroomt in spijt.
Ik ben minder, maar ook meer
om eigen identiteit.
Ik ben een bloempje,
dat het zonlicht gericht weet op zijn hart.
Ik ben vol verwondering
over de levensbron die mij nimmer vergat.
Het zonlicht verzendt
zijn stralen voorbij muren.
Vergeet nimmer het bloemenhart,
dat nimmer boven het maaiveld komt turen.
Zal ik verder klimmen tegen het zonlicht in?
Ik zal het overdenken met gepaste zin.