Wat ik nog bezit als aandenken aan jou:
een handvol rijmen, twee bioscoopkaartjes in mijn zak, voor de rest - gaten.
Op de wegen loop ik mijn neus niet achterna, ik ga waar de wegen willen.
Geen liefdesglossen ter wereld krijgen mij nog aan het branden.
In mijn eenzaamheid kan ik jou steeds de schuld geven;
herinneringen doen pijn, verzoeningnis uitgesloten.
Leven kan, verdrietig en geduldig, traag en stil.
Liefhebben kan ook, maar dan heel behoedzaam,
niet teveel wagen, vooral tot niets in staat.
Ik heb jouw slechte gewoonte overgenomen:
ben je eenmaal aan het zwijgen
kan je tong lossen noch laden.