Eind en begin.
Haar ogen tonen
Iets van terughaal
hier naar de aarde , waar zij staart
naar de bestemming
van het komen
belofte al zo lang bewaard.
Er is soms nog
een vaag herkennen
woorden ontbreken vallen weg
in niet verstaan
alleen wat klanken
te zwak en vaag voor overleg.
Een stille vrede
toont haar aanblik
geen pijn , oog naar een vergezicht
dat wij niet zien
wat vaag begrijpen
doch wat doortrokken is met Licht.
Haar handen grijpen
soms naar boven
haast in een zeggen, Heer ik kom.
Wilt U mij over
grenzen trekken
omhoog tot in Uw Heiligdom.
Serene rust hangt
in de kamer
hier wil ik straks zijn opgebaard
geen uitvaartcentrum
niet het vreemde
nog even rust bij eigen haard.
Dankbaarheid hangt
tussen stille tranen
zolang zijn beelden opgebouwd
rond heengaan
ondanks stil vertrouwen
de mens die achterblijft die rouwt.
Intens gloeien
herinneringen
die vastgepind zijn in de tijd.
Beelden, die leed
moeten verdringen
rond ’t leven aan elkaar gewijd.
Th.