* + * + *
een jas van een huis
lentes gingen hun eigen weg
ik had mijn jas nog niet aan
of het regende wegwerpluiers
mijn huis past me als gegoten
kamerkoor voor beleefde kamer
ramen met zijn biedend uitzicht
zo wandelt mijn stenen leven
goed verwarmend en op de maat
niemand aangaande een reet
ik weet, ik weet het is mijn jas
blijf er met je poten en je klauwen
een huis van dauwen en trekken
mijn takke huis het was versleten
ontbijten voor de laatste keer
deuren slaand en met veel toeters
zo begaf ik mij in zomers goed
een ver huis wachtte mij op
en het zou de laatste niet zijn
versleten jaren in zakken gepropt
wen ik aan de stofjes, verfgeuren
de huizen waarin ik mij vertoon
* + * + *