Ik dring je op in je hoofd,
Tot ik je verstik,
Net als jouw handen om mijn keel,
Ooit deden.
Ik kijk je aan,
Tot je ziel koud is,
Net als de vloer in ons huis,
Ooit voor mij was.
Ik achtervolg je,
Tot je geen adem meer krijgt,
Net als dat steakmes tegen mijn nek,
Ooit mij tekende.
Ik walg van je,
Tot je je geen man meer voelt,
Net als ik niet mezelf mocht zijn,
Ooit met jou.