Bosrand.
De bosrand
ademt lentegeuren
stilte omringt mij diep en teer.
Rustend op boomstam
verborgen liggend.
Ik proef de warme atmosfeer.
Wat pimpelmezen
uiten kreetjes
mieren krioelen om mij heen.
Boomleeuwerik
is neergestreken
wat voedsel zoekend , hier alleen.
Hier in de stilte
weg van paden
golft de natuur, omlijst in puur
van groen en
tere geluiden
voelend als Robinson avontuur.
Een damhert die
mijn geur niet opsnuift
nadert al etend nu mijn stek.
Vol bewondering
zijn gewei bekijkend
zonder dat ik zijn argwaan wek.
Wat lissen pieken
d’ eerst blaad’ren
uit ’t blauw doorzichtig nat
van deze tankval
in oorlog gegraven
nu mij als edelsteen omvat.
Wat kan die
volheid je bekoren
je voelt je Adam in de tijd.
volkomen harmonie
omsluitend
als pozend in de eeuwigheid.
th