Huistederte der morgen,
vrucht van een nachtgeluk
oorschelpen luisteren verrukt
naar het gevederd kamerduister
dat stil tot licht te worden staat;
dat van de vooravond de fluister
der wel-te-rustens liggen laat
om mond des kussens.... om de milde
herkenning niet te verontrusten
van het onthulde, in de nieuwe
vermengingen die het aangaat,
voor ogen die er over rusten,
met eeuwigheid en dageraad