Ik ben,
Soms beuk ik me een weg,
Tussen smalle oevers.
Soms golf ik rustig,
Heen en weer.
Soms ben ik stil,
En helemaal vlak.
Andere keren kom ik als meter hoge torens,
Achter elkaar aan denderen.
Soms rijs ik op,
Soms trek ik me terug.
Soms kom ik met flinke hozen,
Een andere keer maar met een drup,
Soms ben ik aan andere verbonden,
Een andere keer stil en alleen.
Ook wordt ik aangevoerd door buizen,
Of kom ik voorspeld vallen uit de lucht.
Bevroren of gesmolten,
Gecondenseerd of ik wordt gefilterd.
Maar een ding zal ik nooit zijn,
Droog.
Besta veel op deze wereld,
Meer en deel ben ik,
Door mij ontstaat er leven,
Door mij wordt je verfrist.
Ik kan d modder doen verwijderen,
Of gegooid worden in je gezicht,
Ik kan warm,
Maar ook koud zijn,
Ik absorbeer licht,
Maar weerkaats het ook.
Je kan door me heen,
Over me heen,
Soms zelfs onder me door.
Ik kan alleen niet vertellen wat ik ben.
Soms lijden mensen door mij,
Soms zijn ze blij als ze mij vinden.
Ook kan ik zo ver reiken,
Mensen vervoeren,
Snel maar ook heel langzaam.
Ik kan je niet zeggen wat ik ben,
Toch weet je het vast wel,
Omdat ik voor het grootste deel,
Op de aarde ben.
Een ding is zeker,
Dat je niet zonder me ken.