Zo een, die met glimmend zwaard
de doorntakken moeizaam snoeit
een pad maakt naar de prinses
Zij snurkt al haar dagen rond
gedurend honderd jaar en wacht
op een kus, die wakker maakt
droomt, een glimlach om haar mond
verlost van elke doorligwond
want pijn je raakt eraan gewend
Hij komt, hij is een echte vent
buiten wacht het sneeuwwitte paard
voor altijd zijn zij nu geboeid
De prins, die met glimmend zwaard
de doorntakken moeizaam snoeit
een weg maakt voor een prinses