Terwijl de rijpe dauw zich langzaam met de,
gestaag gevallen, regen mengt,
en de dag zich vroeg in herfst verworden kleuren lengt,
rust ik in de armen van mijn vroeg gestorven ideaal.
Er is, nog steeds,
geen wonderlijk gevonden graal.
De uren worden korter,
het donker breidt zich langzaam naar ons uit.
En hoop ontvlamt opnieuw,
spiegelt zich al walmend op de ruit,
van wensen en verlangen.
Maar alle lofgezangen,
vallen onherroepelijk stil,
op de muren van de warsheid en de wil.
-
De winter strengt zich voelbaar in mijn jaren,
en draagt de nacht zo kil..
-
Een eekhoorn vlucht, en snelt,
wijl de wind naar adem zucht,
natuurlijk naar een boom.
Ik geniet.
Van al het kleine,
van al wat nu nog restjes vrede geeft.
Er is een grens,
een naderende zoom.
Ik steek haar meermaals over.
Ik kan niet anders,
het zijn de wortels,
van al wat in mij leeft..
-