Fietsend nergens naartoe de zon brand op mijn kop.
Links, rechtsaf ,volledige willenkeur.
Water in de veldfles zo warm, wou dat ik een theezakje had.
Brood in de sloot gegooid, lust geen sloffe tosti.
Appel gegist, wijn in een schil.
Tabak uitgedroogd, blaffende hoest, volgende pauze rook ik weer.
Zere benen, geef niet op , over een uur ben ik thuis.
Gooi de fiets in de schuur, voel de camera.
Verdomme! weer geen aandenken aan een goede dag.