ik, wiens wortels diep in haar schoot verborgen liggen
wiens aren op het rharische veld
de overwinnaars toewuiven
de belofte tot regeneratie, haar beschermeling
geboren uit het orfisch ei
verdrongen naar de verste uithoeken van het brein
uitgemaakt voor lichtekooi,
de vernietiger, satan de afgevaardigde van het kwaad
een dwaze metafoor op faust
desniettemin sta ik altijd centaal
want ik ben het nu, de katalysator van de individu
de gulle gever en de wenende wreekster
continu op weg, dansend rond de zon
zeg dat je me niet voelt en ik weet dat je liegt
maar ik vraag je is er nog plaats voor mij in jouw hart
geschrokken door de intonatie vond ik
geen ruggespraak,
bleef ik het antwoord verschuldigd
genageld en bezwaard