Soms wil ik wel eens braaf wachten,
met een staar en een fles champagne
beiden even gekoeld en waterig
Wegen vernauwen, kleuren vergrauwen
Dageraad en scheurkalenders
beiden even gelaagd in inktpatronen
De herhaling put me uit,
daagt niet langer mijn ziel uit
Haar tong smaakt naar zoethout en
aangebrande pijnboompitten
Ergens in de verte,
drinkt iemand op zijn overwinning met
mijn champagne uit een metalen trofee
Toch niet zo ver hier vandaan
Waarom, o waarom
lacht ze niet meer
om mijn grollen,
mijn aantrekkelijke schoonheidsfoutjes?
Buiten is het koud, maar binnen is het kil
Zegt zij nu weg te gaan?
Verlaat ze me voor lelijke viaducten,
Busreizen naar het buitenland
waar sneeuw en zand geen verschillen meer kent
Een stad waar de mensen vriendelijker zijn
Maar enkel naar de tegels turen die
hun schoenzolen spoedig zullen ontmoeten
de herhaling put me uit,
verstomt mijn ziel in verveling
Voor mij is er enkel
die ijzeren beker gevuld
met zwartgeblakerde nootjes,
als schoonheidsfoutjes
Verbruikte scheurkalenders
en slecht onderhouden inktpatronen
op schoeisels die vervagen
Telkens wanneer de winter
op een klein kiertje wordt gezet...