Een vriendje
het weer vind zijn draai niet
een geblutste kookpot
een pan zonder steel treurt
mijn boot in de straat kraait victorie
turen door gaatjes van knoesten
alle ruiten zijn gebroken
de vloer kruipt tegen de muur op
vensterbanken knarsetanden van honger
de jagers komen achterwaarts binnen
leggen de vangst op de vensterbanken
daar wordt niet meer over gesproken
elke stoel hapt in een kont
ik zag het gebeuren met de ogen dicht
glimlachte naar de wekker
al was hij mijn vriend niet
toch was hij de enige die om mij gaf
ela