Het geestesoog ziet majestueuze bergen voorbij trekken, vallen ter aarde en verbrijzelt liefde die aan wijd open deuren klopt een ingetogen hart ijzeren zee heerst schertsen maangetijden haar onbewuste golfkracht sereen maar bedrieglijk zullen ze verzwelgen meeuwen blijven cirkelen wolven huilen, solidair verbonden in de roedel mystiek van bossen mompelen, wachten praten met noordenwind tot zij gekliefd door bliksem de weg uit vuur hervindt mijn geestesoog vindt rust natuur geeft 't volle leven neemt wat wordt gegeven zou zij niet geschapen zijn is in het oneindige rijk boven woeste wateren zelfs zonder enig geloof zal blauw innemend zacht mij verwachten, de natuur alom, ongeacht welk weids woord of diep donkere nacht