Uit De manke jager 93
Wat verborgen was
Kracht, zolang zij van de
prachtigste vruchten van de
wondermooie belofte bleven.
Die hen uitdaagde.
Die hen wilde
verleiden ervan te eten. Tot
zich te nemen, dat te leren ken-
nen wat verborgen was.
Wat nog verboden
moest blijven, want zij waren
geen zonen en dochters van de
geest, zoals de goden.
Het vlees van de vruch-
ten gegeten, nu kenden ze de
smaak. Hiervoor nog niet, had
hen nieuwsgierig gemaakt.
Zij hadden geproefd,
en plots voelden zij zich
naakt, ik gaf hen een blad
om zich te bedekken.
Plots was alles anders
geworden. Je zal niet sterven
had hij ons gezegd, en wij stier-
ven niet (onmiddellijk).
Maar hij de geest
had niet gelogen, zij
waren zich bewust geworden
van leven en dood.
Zij waren als de
goden geworden, zij
hadden de kennis van goed
en kwaad verworven.
Ik, had hen bewust
gemaakt van de kennis van
goed en kwaad, van de dualiteit,
met m'n fluisteringen.
De geest die zij nog in
zich hadden als herinnering, en
die ik gebruikte, om wat ik
hen zei te staven.
Hun vredige zaligheid, was voor hem als een pijnlijke eeuwig wond. Hoever hij ook gezworven had.