Druilerig peinzen
hoe ik de eerste
prijs was,
de graal,
de eenhoorn.
Mijn hoorn sleet,
stof bedekte
mijn goud, mijn
prijs werd een
afgrijselijk masker.
Vol afschuw bestenigd,
als zondebok
met de vinger gewezen,
in de kerker
vergeten.
Restaureer mijn
pril kunstwerk,
geef me nieuwe eer.
Mijn stem
wordt hees.