Mijn hand op zijn klamme voorhoofd
maakte zijn lippen vochtig zonder water
daar lag hij dan geveld door ouderdom
een leeftijd waarin hij zelf nooit had geloofd
Een leven lang geknokt voor zijn gezin
zich letterlijk krom gewerkt
een leven vol van ziekte en ellende
z’n derde maagzweer was nog maar ’t begin
Op zondag met z’n allen naar de kerk
drie centen voor een dropveter op maandag
een gezin getergd door grote zorgen
van kan ik morgen weer aan’t werk
Ik wachtte dikwijls aan de trein
dan liep ik mee naar huis
hij rook naar ijzer en naar staal
zijn grote hand maakte de mijne klein
Na het eten waste hij zich onder de koude kraan
mijn vader lang , mager, met achterovergekamd haar
de galgen van zijn manchester broek kruislinks naar beneden
zijn witte hemd met korte mouw nog aan
Tot weerziens mijn allerliefste vader
het ga je goed en zorg maar goed voor ons
geen haar op mijn hoofd die dat betwijfelt
Zo’n liefde overwint alle tijden.