Aan alles is en tweede kant Een vuil draaiende motor Een olie sputterende brommer Uitwerpselen op een dienschaal Een geel lopende snotneus T’is allemaal nog fijn en lief Overtroffen door jouw vuilbekkende mond je lichaamsgeur als slachtafval je oogopslag van mestkarvocht Maar net gewassen en gepoederd Pak ik je in in rijstpapier Strik je met goudsatijn Als je maar lief en lachend kijkt Je woorden wikt en weegt Dan ken ik weer de liefde van weleer. ela