’s Morgens in de vroegte…
Waarheid noch leugen drijven me voort,
bezinken als de naam me bij de geboorte gegeven!
Veroordeeld tot een archetype moeder en hoer
verdringen in mij de verlangens.
Ik duik wat dieper in het aanraken van je jas,
warm wit en geborgen ben ik zichtbaar.
Vannacht rustten je ogen dieper een begrijpen.
Handen zoeken ontnuchterend vele handen,
ogen zijn op mij…
Verwoed hoor ik de woorden, getergd, onstuitbaar
als nachtschade komen het gerichte!
Je blijft stil, ziet in mij deze zucht gekend te worden,
het verleden dit moment.
Het donker negeert de laatste overlevende door een schimmige muur
als de ochtend zacht de stad binnen sluipt.
Zijn straten zijn ontheemd, vraatzucht en overspel drijven onwetend
de uitgedoofde nacht tegen de klaarte aan.
Mijn ogen tranen fragmenten uit een ver verleden wanneer de eerste
stilte met een schreeuwerige stem doorbroken wordt.
Dit weemoedig bestaan komt langzaam tot leven!
Jij wacht gehuld in je warme winterjas mijn lief op het perron.
Ziet de waarheid die met elke vertrekkende trein verder en verder
weg glijdt. Doch terugkeren op je beslissing doe je niet!
Als je je ogen opent zal de regen zijn verdwenen
die een waas trok jarenlang.
Jouw hand in de mijne en elke stap als een afgrond.
Ik kijk naar je schaduwlicht, het droomloze roept je
inwendig wil ik erin verdwijnen als was ik hier nooit geweest.
De sfinx fluistert nog een woord van geheimenis en lacht, jaagt me voort.
Het verdriet slijpt, treinen rijden voorbij!
Ik stap in ze, herberg jouw beeld en sporen verdwijnen
in anonimiteit tot op het bot.
Nimmer heb ik je meer liefgehad…
Duogedicht met esteban @dankjewel